Het Open Source Platform, dat bij het DigiShape symposium in april €10.000 aan ontwikkelgeld won, gaat na de zomer de volgende fase in. Projectleider Koen de Jong van Witteveen + Bos, beantwoordt vijf vragen.
Wat is het Open Source Platform en wat moet het doen?
“Op het Open Source platform gaan de Digishape partners hun (geotechnische) data, tools en automatisering samenbrengen, waardoor developers en technici hun krachten kunnen bundelen om samen te werken aan innovatie. We richten ons daarbij specifiek op de codes en algoritmes die de verschillende partijen ontwikkelen. Die gaan we met elkaar delen.”
Wat is er vernieuwend aan dit idee?
“Je eigen code met anderen delen is in het commerciële landschap niet echt gebruikelijk. Natuurlijk willen we als sector met elkaar innoveren en gebruik maken van elkaars kennis. Maar aan de andere kant wil je niet je intellectueel eigendom weggeven aan een concurrent. Op het Open Source Platform deel je alleen die code die openbaar mag zijn en houd je de bedrijfseigen informatie voor jezelf. Zo kunnen we als collega’s voortbouwen op elkaars producten en op die manier een versnelling maken in de digitalisering van de watersector.”
Welke voordelen heeft het om je eigen code met anderen te delen?
“Dat is altijd de hamvraag: waarom zou je dingen delen als je ze ook voor jezelf kunt houden? Het antwoord en de reden waarom zoveel partners zich bij Digishape hebben aangesloten: samen kom je veel verder dan alleen. Natuurlijk neem je het risico dat je op je bek gaat als je je code deelt: wat als er een fout in zit of je iets over het hoofd hebt gezien? Tegelijkertijd is dit ook meteen je grote voordeel: op een open source platform kijken tientallen of honderden mensen met je mee, die fouten kunnen opsporen maar meestal ook meteen de oplossing aandragen. En daar kun jij dan weer je voordeel mee doen.“
Wat moet er gebeuren om het Open Source platform waar te maken?
“In de eerste plaats moeten we ervoor zorgen dat we elkaars code kunnen lezen en gebruiken. Iedereen werkt nu nog op een ander platform en schrijft de code op zijn eigen manier. Wij gaan richtlijnen ontwikkelen om de code zo te schrijven dat we het makkelijk aan elkaar kunnen koppelen en met elkaar kunnen delen. Ook gaan we eisen stellen aan de documentatie met onder andere instructies wat er aan input en output wordt verwacht.”
Wat is nu de eerstvolgende stap?
“Na de zomer plannen we een sessie met de leden uit het kernteam, bestaande uit Van Oord, Boskalis, Deltares en Witteveen + Bos. In die sessie willen we het platform in proof of concept opleveren, zodat het voor alle partners mogelijk is om code te delen. We trekken een aantal open source diensten bij elkaar, zoals Github, en zorgen dat partners technisch gezien een plek hebben om hun code op te delen. Daarnaast zorgen we voor afstemming en richtlijnen. Bijvoorbeeld hoe je je data vastlegt, maar ook hoe we de kwaliteit met elkaar borgen. Verder gaan we nadenken hoe we het beheer willen inrichten en komt er een template project om alles te verduidelijken. Ik kijk er weer naar uit, want in het team zitten zowel ‘oude rotten’, die inhoudelijke sturing geven, als ‘jonge honden’, die meteen oplossingen zien. Dat geeft een heel interessante dynamiek."